Redactioneel – oktober

Het nieuwe kabinet is in aantocht. Nu ik dit schrijf, vlak na Prinsjesdag, is er nog geen witte rook uit Den Haag. Maar het lijkt niet lang meer te duren. Met CDA en ChristenUnie aan tafel wordt het nieuwe kabinet soms al betiteld als ‘een christelijk kabinet’.

Maar wat is een christelijk kabinet dan precies, zo vraagt Linker Wang-voorzitter Wies Houweling zich in dit blad af. Want zoveel mensen, zoveel smaken. Dat geldt ook voor christenen. ‘De Nederlander’ bestaat niet, ‘de moslim’ niet en ‘de christen’ ook niet. Waar sommige confessionele politici pleiten voor exclusief denken door de verschillen te benadrukken en soms ook ‘anderen’ te willen uitsluiten, klinkt ook een pleidooi voor verbinding en inclusie. Dat doe je niet door de nadruk te leggen op de ‘gewone Nederlander’, zoals de laatste tijd gebeurde. Want wie is die ‘gewone Nederlander’ dan? De term suggereert veel angst en creëert verwarring, maar biedt niets positiefs.

Bij een inclusieve aanpak hoort luisteren naar elkaar en respect hebben voor elkaars opvattingen. Dat respect geldt ook voor dieren en de natuur. Nadine Huiskes schrijft er in dit nummer een essay over. Als het om mensen onderling gaat, is het verhaal van Brandon Pakker op de achterzijde van dit blad, een mooi voorbeeld. Brandon legt uit dat hij zelf atheïst is en zijn beste vriend christen. Samen voeren ze lange discussies over filosofie en religie, waarbij respect en vriendelijkheid kernwaarden zijn. Verschil in religie hoeft daarvoor geen beletsel te zijn.

Verbinding en respect voor elkaar lijkt in het conflict tussen Israël en Palestina nog lang niet in zicht. Kees Blok, voorzitter van Kairos Sabeel Nederland, een organisatie die Palestijnse christenen een stem geeft, ziet de situatie niet positief in. Tegelijkertijd realiseert hij zich dat de geschiedenis onvoorspelbaar is en soms ook positieve wendingen kent.
Het streven naar inclusie klinkt ook door in de woorden van emeritus-hoogleraar Siebren Miedema. Hij wil de vrijheid van onderwijs actualiseren en alle scholen ‘uniek’ maken, waarbij ze zich richten op goed onderwijs en in principe allemaal openstaan voor iedereen die de identiteit van de school respecteert. Hij noemt dit een monistisch onderwijsstelsel. Het stelsel zoals dat er nu is, met bijzondere en openbare scholen, staat volgens Miedema een constructief onderwijsbeleid in de weg.

Is inclusie een illusie, in een tijd van polarisatie en identiteitspolitiek? Het antwoord vinden we niet door alle mensen dezelfde religieuze of juist seculiere levensbeschouwing of cultuur op te dringen. Maar wel door eigen gewoonten en opvattingen te relativeren en open te staan voor anderen. En zou in de geest van Karen Armstrong een waarde als compassie in alle veelkleurigheid dan toch de verbindende schakel kunnen zijn?

Bas Joosse, eindredacteur


Geplaatst

in

door