Redactioneel – Theo Brand

Ik las het boek ‘Geloven in het ideaal’ van historicus Maarten van den Bos ter voorbereiding op het schrijven van een artikel over de jubilerende Banning Vereniging (pagina 22-23 van het magazine). Het levensverhaal van Willem Banning (1888-1971) trof mij; hoe deze zoon van een Friese haringvisser een leidende rol speelde binnen de SDAP en de PvdA.

Banning was predikant in de Nederlands Hervormde Kerk waarin hij na de Tweede Wereldoorlog een leidende rol speelde. Tegelijk dacht hij zeer inclusief met oog voor verschillen. Ik vind dat bijzonder omdat ik van dominees uit voorbije tijden een heel ander beeld heb: star, streng en dogmatisch. Banning was uit een ander hout gesneden en was vrijzinnig. Toch hoorde hij ook weer niet bij de richting die het geloof al denkend wegredeneerde; hij had gevoel voor mystiek.

Banning had via de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers een lijntje met de Quakers, een ondogmatische geloofsrichting met christelijke wortels. Hier kent men een spiritualiteit van eenvoud en stilte. En een innerlijk besef dat in de ontmoeting met ieder mens Christus op je levenspad kan komen. Zo’n besef leidt tot openheid en zoeken naar vrede, in het klein en in het groot.

Wat me ook opviel is dat Banning in de internationale religieus-socialistische beweging de joodse filosoof Martin Buber (1878-1965) ontmoette. In zijn filosofische werken komt vooral het thema van de dialoog tot uitdrukking. Bubers hoofdwerk draagt de titel ‘Ich und Du’ (Ik en gij) en behandelt de verhouding van de mens tot God en de medemens als existentiële dialogische religieuze beginselen. Hier gaat het niet om grote woorden, gelijk hebben of dogmatische stelsels, maar om openheid en oprecht zoeken. Bij Buber en Banning was dat geworteld in de verhalen uit Tenach en Bijbel.

Hoewel in een heel andere context en tijd, proef ik iets van die openheid ook in de woorden van Kathalijne Buitenweg in deze editie van De Linker Wang. Ze zegt onder meer: ‘Als er echt een God is die bestaat, dan is dat zo boven-begrijpelijk, dat je dat niet moet proberen te bevatten. Dan vorm je het weer naar jezelf.’

Deze uitspraak treft me. Godsdienst is niet zelden projectie. ‘Wie die Mensch ist, so ist sein Gott, Darum wird Gott so oft zum Spott’ zei Goethe al. Het is altijd de ander die je tegemoet treedt, tot wie je in verhouding staat. Politiek met compassie is een politiek die in de ogen van de ander durft te kijken, in de ogen van een weerbaar maar ook kwetsbaar medemens. Volgens het Kerstverhaal is die ander een pasgeboren vluchtelingenkind. Hoe we dit verder ook duiden of welk stickertje we er ook op plakken… is het allicht deze elementaire compassie waarin het hart klopt van veel linkse en groene politiek?


Geplaatst

in

door